Minder toetsen op het Emmauscollege: ‘Serieus een duivels dilemma’
Toen hij in 2020 aantrad als rector-bestuurder van het Emmauscollege, mocht Raoul Majewski meteen aan de slag met het schrijven van een nieuw schoolplan. Hij vertelt over de vier pijlers onder het schoolplan en wat de schoolleiding doet om de punten uit het plan te laten leven onder medewerkers en leerlingen. Ook legt hij uit hoe ze bij het Emmauscollege hun visie op toetsing (minder summatieve toetsen, meer formatief handelen) in de praktijk proberen te brengen.
Hoe heb je het schrijven van jullie schoolplan aangepakt, waar begin je?
“We wilden dat ons schoolplan niet in een la zou belanden, maar echt zou gaan leven. Daarom zijn we begonnen met een stuurgroep van collega’s, die vanuit de teams naar voren zijn geschoven. In de loop van het jaar kwamen we in sessies bij elkaar en ze haalden tussentijds ook steeds feedback op uit hun achterban. Als schoolleiding hebben we vooraf ook een aantal sessies gehad. Om te zien: waar staan we nu? Hoe is het vorige plan tot uitvoering gekomen, zijn er nog open eindjes? En hoe bouwen we logisch voort op het oude schoolplan?”
Raoul wijst op een poster die boven zijn bureau hangt. “Daarop hebben we ons plan visueel vormgegeven. Het vorige schoolplan had drie bouwstenen, nu zijn dat er vier. Doelgericht werken, ontwikkeling ondersteunen, zelfontplooiing stimuleren en een professionele schoolcultuur.”
“De professionele schoolcultuur is erbij gekomen, dat is het grootste verschil met het vorige plan. Dat het team zelf meer verantwoordelijkheid krijgt voor het vormgeven van het onderwijs en het analyseren van resultaten. Dat mensen zichzelf ontwikkelen en zich medeverantwoordelijk gaan voelen voor het realiseren van ambities. Dat we samen een cultuur creëren waarin je dingen durft te zeggen zoals ze zijn, in plaats van ja te zeggen en nee te denken.”
“Wij vinden het belangrijk dat iedereen het schoolplan kent. Daarom hebben we het op die poster afgedrukt. We hebben er ook kaartjes van gemaakt. Beknopt, met onder iedere bouwsteen concrete doelstellingen erbij. We willen doelgericht werken, ontwikkeling ondersteunen. Maar wat betekent dat dan? Hoe doen we dat dan? Op die kaartjes staat hoe we het invullen. Bijvoorbeeld onder zelfontplooiing stimuleren: coaching door mentoren, een gevarieerd aanbod aan vakken, het bieden van een sterke zorgstructuur. We vertalen de dingen die we in het schoolplan hoog-over hebben opgeschreven beknopt in zaken waar iedereen mee te maken krijgt.”
Op het kaartje staat ook: minder summatieve toetsen, meer formatief handelen. Hoe pakken jullie dat aan?
“Dat is wel een uitdaging. Daar zijn we een jaar of zeven, acht geleden eigenlijk al mee begonnen. Een toenmalige conrector was gaan turven hoeveel toetsen leerlingen hebben in 2 en 3 vwo. Hij constateerde dat ze in die twee jaar gemiddeld drie toetsen per week voorgeschoteld kregen. Daar schrok iedereen van. Is dat nodig? Er zijn toen afspraken gemaakt in dat team om minder te gaan toetsen.”
“Vervolgens is er een pilot gestart. In twee klassen, waarin we naast minder focus op toetsing ook andere nieuwe dingen hebben getest, zoals coaching en werken met leerdoelen. Dat traject heeft veel leerrendement opgeleverd. Zoveel dat de MR heeft gezegd: dat moeten we niet beperken tot die groep, maar vertalen naar de rest van de school. Nu dragen we dus ook breder uit dat je niet alles hoeft te toetsen voor een cijfer.”
“Als je minder gaat toetsen, worden de weinige cijfermomenten concurrerend voor al het andere.”
Raoul Majewski, Emmauscollege
Je gaf aan dat het een uitdaging is. Waarin zit die uitdaging?
“Ik denk dat er twee grote knelpunten zijn. Het eerste is de maatschappij. Een kind kan geen cijfers thuis en aan opa en oma laten zien. Ouders verwachten cijfers omdat het beeld heerst dat cijfers het niveau bepalen. Die vragen zich af: een voldoende, wat is dat dan? Mede door die druk van buiten is het niet altijd makkelijk om eraan vast te houden ‘want een school geeft cijfers’. En daar kun je je vraagtekens bij plaatsen…”
“Een tweede bottleneck is concurrentie binnen de school. Stel, drie secties geven geen cijfers en drie andere wel. Als je minder gaat toetsen, worden de weinige cijfermomenten concurrerend voor al het andere. Er is een verschil in belang voor leerlingen tussen een toets en gewoon huiswerk, waardoor het huiswerk niet gedaan wordt en de focus naar de toets gaat.”
“In de pilotklassen waar we radicaal waren gestopt met cijfers, zagen we dat je toch op een bepaalde manier moet kunnen inschatten of iemand naar 3 vmbo, 3 havo of 3 vwo gaat. We kunnen wel willen stoppen met die meetcultuur, maar we zullen altijd een systeem moeten hebben om te zien wat iemand kan. We zijn nog niet zover dat we het helemaal kunnen loslaten. Maar we hebben wel grote stappen gezet.”
Wat zijn die stappen?
“We toetsen minder. Net als alle scholen hebben wij tegenwoordig een examencommissie die kijkt of schoolexamentoetsen dekkend zijn voor het PTA. Daardoor zit er minder overlap in wat we toetsen. Dat levert een kwaliteitsslag op toetsing op én zorgt ervoor dat er minder getoetst wordt. Ook in onze jaarplannen staat het onderwerp toetsbeleid op de agenda. We evalueren hoe we toetsen, hoeveel we toetsen en we gaan een kader stellen voor wat er aan toetsing mag plaatsvinden in een jaar.”
“Er zitten overigens ook nadelen aan minder toetsen. Er is meer druk op toetsen die leerlingen wel krijgen. En docenten zien dat leerlingen niet hard genoeg werken en een externe prikkel nodig hebben om aan het werk te gaan. Trek je die gedachte tot in het extreme door, dan zou dat zelfs een pleidooi kunnen zijn om dagelijks te gaan toetsen. Ik denk dat de schoolresultaten daar beter van worden, maar dat mag ik onderwijskundig gezien misschien niet zeggen. Nee, ik vind het serieus een duivels dilemma.”
Tot slot: aan wie mogen we het stokje doorgeven?
“Aan Maarten de Beer, directeur van OneSchool Global. In Nederland hebben ze een kleine school in het Westland, maar wereldwijd hebben ze ongeveer tienduizend leerlingen. Ze vormen een netwerk waarin veel gebeurt op het gebied van samenwerkend leren. Zij doen dat zelf vanuit een bepaalde geloofsovertuiging. Tegelijk denk ik dat we daar breder in het onderwijs van kunnen leren, omdat zij zaken anders organiseren dan we in Nederland gewend zijn.”
Meer stokje doorgeven
Raoul Majewski is de zeventiende die het stokje in handen kreeg. Nieuwsgierig naar zijn voorgangers? Lees dan alle interviews.