Het IEP-advies: hoe zit dat?

Het IEP-advies: hoe zit dat?
Het IEP-advies: hoe zit dat?

Steeds meer scholen werken met het IEP LVS: inmiddels al zo’n 1850. Samen kijken we anders naar de ontwikkeling van leerlingen. Wat kan een leerling al en wat wordt de volgende stap? Door deze manier van kijken naar de resultaten, ga je wellicht ook anders om met het opstellen van het schooladvies. Daarom geven we in dit artikel een kijkje in de keuken van IEP; hoe wordt het IEP-advies berekend? En hoe gebruik je die als ondersteuning van je eigen (voorlopige) schooladvies? 

Op weg naar een referentieniveau

In het referentiekader staan leerdoelen beschreven, behorend bij een referentieniveau. In het basisonderwijs werken we met alle leerlingen toe naar het 1F-niveau. Daarnaast streven we ernaar dat zoveel mogelijk leerlingen de leerdoelen van het 2F/1S-niveau beheersen als zij de basisschool verlaten. Dan hebben zij op het gebied van taal en rekenen voldoende bagage om zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij en om een goede start te kunnen maken in het VO. Met het IEP LVS krijg je inzicht in waar de leerling staat ten opzichte van de referentieniveaus, zodat je de leerling kunt helpen in zijn volgende stap. Het is dan ook belangrijk om niet te vroeg te adviseren, maar de leerling lang de ruimte te geven om zich te ontwikkelen en hoge ambities te hebben. Zo haalt een leerling het optimale uit zichzelf. 


Referentieniveaus en VO-advies

Het behaalde referentieniveau op taal en rekenen zegt ook iets over welk vervolgonderwijs het best passend zou kunnen zijn voor een leerling. Echter, volgens de wet hoeft een leerling geen specifiek referentieniveau te beheersen om te mogen starten op de verschillende richtingen in het VO. Het functioneren van een leerling in het VO hangt immers niet alleen af van taal- en rekenvaardigheden, maar ook van de werkhouding, motivatie en executieve functies. Wel weten we dat:  

  • Leerlingen die naar VMBO BB of hoger uitstromen, erbij gebaat zijn dat ze minimaal de leerdoelen op 1F-niveau beheersen (in het IEP LVS ontwikkelscore 60 of hoger);
  • Leerlingen die naar VMBO TL of hoger uitstromen, erbij gebaat zijn dat ze minimaal de leerdoelen op 2F/1S-niveau beheersen (in het IEP LVS ontwikkelscore 80 of hoger). Deze leerlingen krijgen ook wiskunde op het VO. Dit ligt in het verlengde van het 1S-niveau.


Berekening IEP-advies

Voor het berekenen van het IEP-advies zijn drie referentietoetsen nodig (met een resultaat): lezen, taalverzorging en rekenen. Het niveau van de toets maakt hierbij niet uit. Heeft de leerling meerdere toetsen gemaakt in deze periode? Dan nemen we in de berekening de hoogste ontwikkelscore mee. Om een passend VO-niveau te bepalen, baseren we het advies op drie vaardigheden en niet op elke vaardigheid apart.  

Niet alle onderdelen tellen even zwaar mee. Het onderdeel rekenen telt voor 45% mee, lezen voor 30% en taalverzorging voor 25%. Dit is dezelfde weging als bij de doorstroomtoets. Je kunt dit advies niet zelf berekenen, omdat hierin ook de voorspelling richting de doorstroomtoets verwerkt is. Het IEP-advies kent 6 categorieën: pro/vmbo bb, vmbo bb/vmbo kb, vmbo kb/vmbo gl-tl, vmbo gl-tl/havo, havo/vwo en vwo. Dit zijn dezelfde categorieën als bij de doorstroomtoets. De adviezen zijn bepaald door het ministerie van OCW in samenspraak met de toetsaanbieders. Deze zes vaste categorieën zijn voor alle toetsaanbieders gelijk.  


Herberekening in de zomervakantie

Jaarlijks controleren wij in de zomervakantie de berekening van de IEP-adviezen in het LVS. We gebruiken daarvoor de gegevens van meerdere jaren IEP Eindtoets/Doorstroomtoets en het IEP LVS. Voor leerlingen die nu in groep 7 zitten betekent dat, dat het pre-advies wordt opgebouwd zonder de gegevens vanuit de Doorstroomtoets 2024. Wanneer deze leerlingen in groep 8 een voorlopig IEP-advies krijgen, zitten deze gegevens er wel bij. Houd hier rekening mee op het moment dat je het IEP-advies meeneemt bij het bepalen van een pre-advies.


Compleet kindbeeld

We zeiden het al: het functioneren van een leerling in het VO hangt natuurlijk niet alleen af van taal- en rekenvaardigheden, maar ook van de werkhouding, motivatie en executieve functies. Je neemt daarom bij het bepalen van het schooladvies ook alle informatie mee die je in de loop van de jaren hebt opgedaan over een leerling: observaties uit de klas, de methodegebonden toetsen, de LVS-toetsen (inclusief het IEP-advies) en natuurlijk de zachte vaardigheden en eventueel een zorgdossier. De Handreiking Schooladvisering van de Rijksoverheid geeft daarbij extra handvatten. Het helpt ook om te kijken naar de leerlingkenmerken en onderwijsbehoeften die passen bij de diverse uitstroomniveaus. Hier vind je een voorbeeld van een overzicht van de leerlingkenmerken en onderwijsbehoeften. 


Inzoomen op de leerling

Als je twijfelt tussen niveaus, kun je jezelf de volgende vragen stellen: 

  • Heeft de leerling bij elk vakgebied het 1S/2F-niveau behaald? Is dat op het nippertje of ruimschoots (zie ontwikkelscore)? Het is belangrijk om ook het welzijn van de leerling in de gaten te houden. Moest de leerling heel hard werken om 1S/2F-niveau te halen? Dan kan het zijn dat TL beter past dan HAVO, zodat er naast het leren ook nog ruimte blijft voor andere interesses. 
  • In hoeverre zijn de executieve functies ontwikkeld bij deze leerling? Denk aan plannen, emotieregulatie, ordelijkheid en impulsbeheersing. Plannen komt bijvoorbeeld goed van pas op het VWO. 
  • Is de leerling gemotiveerd om te leren? Vindt hij of zij leren heel leuk? Dan past HAVO wellicht beter bij de leerling dan TL, zodat de leerling meer uitdaging krijgt. 
  • Hoe heeft de leerling dit referentieniveau behaald? Had de leerling veel hulp nodig? Vroeg het veel van de leerling? 
  • Wanneer een leerling speciale ondersteuningsbehoeften heeft, kan dit geboden worden op een bepaald niveau in het VO?


Meer informatie

Wil je hier meer over weten? Kijk dan vooral verder op: 

Plaats een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *