Even voorstellen: onze nieuwe mbo-trainer Mariska van Berkel
Sinds kort heeft ons mbo-team een nieuwe trainer, in de persoon van Mariska van Berkel. Wie is Mariska? Wat is haar professionele achtergrond? En hoe gaat ze mbo-docenten helpen om nog betere assessoren, vaststeladviseurs en toetsconstructeurs te worden? Een kennismakingsinterview.
Leuk, een nieuwe collega! Kun je jezelf voorstellen?
“Mijn naam is Mariska van Berkel, 48 jaar. Ik woon in Vlaardingen met mijn twee kinderen, in een mooi huisje tegen Midden-Delfland aan. En sinds 1 mei ben ik bij Bureau ICE in dienst als trainer voor het mbo.”
“Daarbij richt ik me in eerste instantie op taaltrainingen; die gaf ik in mijn vorige baan ook. Daarnaast ga ik in de toekomst ook algemene assessorentrainingen geven, voor het beoordelen van beroepsexamens.”
Je gaf hiervoor ook al taaltrainingen? Vertel…
“Hiervoor was ik zeventien jaar coach en trainer bij Bisbee Flexonderwijs. Daar werken zo’n driehonderd docenten, onder wie taalassessoren. Die gaf ik coaching en training. Onder andere de taaltrainingen die ik nu ook bij Bureau ICE ga geven. Trainingen om startbekwaam te worden, trainingen voor assessoren die verder willen professionaliseren, opfristrainingen.”
“Daarnaast gaf ik ook andere trainingen, zoals didactische trainingen, competentietrainingen en persoonlijkheidstrainingen.”
Waarom heb je de overstap naar Bureau ICE gemaakt?
“Ik was eigenlijk niet op zoek naar een andere baan, maar ik zag de vacature voorbij komen op LinkedIn.
“Wat mijn interesse wekte? Dat training hier echt core business is. Voorheen was ik ook nog zelf aan het werk als assessor en docent Nederlands. Hier ben ik onderdeel van een heel team aan trainers en adviseurs. Binnen Bureau ICE zijn we met vijf vaste trainers en een planner. En daaromheen hebben we ook nog een flexibele schil van freelance trainers.”
Kende je TOA al?
“Jazeker. De afgelopen zeventien jaar heb ik zo’n beetje alle ROC’s in Nederland van binnen gezien, want Bisbee is in het hele mbo bekend. Net als TOA. Daardoor kan ik in mijn trainingen voor Bureau ICE ook rekening houden met knelpunten waar docenten en assessoren in de praktijk tegenaan lopen als het om toetsing en examinering gaat.”
Kun je daar een voorbeeld van geven? Iets waar docenten in de praktijk tegenaan lopen?
“Het interpreteren van beoordelingsmodellen. Ik hoor regelmatig dat docenten daarmee worstelen.”
“Een taalexamen is geen rekenexamen waarbij een antwoord óf goed óf fout is. Het beoordelen van taal, zeker in de vorm van een presentatie of gesprek, is lastiger. Ik vergelijk het altijd met een rijexamen. Daarbij moet een examinator op heel veel aspecten letten, die allemaal belangrijk zijn. En je hebt veel grijs gebied dat je als nét wel of nét niet voldoende zou kunnen beoordelen.”
‘Naast het geven van praktische handvatten, probeer ik ook uit te leggen waarom het beoordelingsmodel is zoals het is.’
Mariska van Berkel, TOA-trainer
Hoe help je docenten die daarmee worstelen?
“Door handvatten en kaders te geven, en aanvullend informatiemateriaal. Een concreet voorbeeld? Stel dat het beoordelingsmodel vraagt naar de mate waarin een kandidaat complexe voegwoorden gebruikt, op een schaal van ‘weinig’ tot ‘bijna altijd’. Dat kan lastig zijn voor een docent, want wat versta je onder ‘bijna altijd’? En wat zijn complexe voegwoorden?”
“Wanneer ik merk dat een team er behoefte aan heeft om de schaal te concretiseren, maak ik bijvoorbeeld een slide waarin we percentages toekennen aan die gradaties. Van 10 procent voor ‘weinig’ tot 90 procent voor ‘bijna altijd’. Dat helpt vaak al. En voor het beoordelen van voegwoorden hebben we lijsten die ik met docenten deel. Een lijst met veel voorkomende voegwoorden en een lijst met minder voorkomende voegwoorden.”
“Maar naast het geven van dit soort praktische handvatten, probeer ik ook uit te leggen waarom het beoordelingsmodel is zoals het is.”
Nou, waarom is het beoordelingsmodel zoals het is?
“TOA is uniek vanwege de holistische kijk op toetsing. Het beoordelingsmodel helpt je als docent naar het grote geheel te kijken. Net als bij dat rijexamen waar ik het over had. Dus niet: kijkt iemand één keer te weinig in de spiegel of trapt hij één keer te veel op de rem? Maar: kan een kandidaat veilig de weg op?”
“Onze toetsen zijn een middel waarmee docenten kunnen beoordelen of iemand het benodigde niveau heeft om een bepaald beroep uit te oefenen. Bakker. Schoonheidsspecialist. Is het in dat vak belangrijk is of je weet wanneer je ‘wordt’ met -dt schrijft? Wij vinden dat de docent dat het beste kan inschatten.”
“Dat betekent niet dat je die lijstjes met voegwoorden kunt weggooien. Die zijn hartstikke handig als je nog nooit een examen hebt nagekeken. Of bij het nemen van een beslissing tussen nét wel of nét niet voldoende. Maar uiteindelijk willen we docenten helpen om te kijken naar het grotere geheel.”
‘Ik zie dat steeds meer instellingen diagnostische toetsen gebruiken om te beoordelen of een student klaar is voor een examen. En dat studenten zelf het moment van examinering kunnen inplannen. Dat werkt enorm motiverend.‘
Mariska van Berkel, TOA-trainer
Over het grote geheel gesproken: steeds meer instellingen gebruiken ons toetsplatform als evaluatieroute, voor het volgen van de groei en ontwikkeling van studenten. Hoe kijk jij daar tegenaan?
“Ik kan me heel erg vinden in dat gedachtengoed. TOA heeft naast Rubrics-modellen ook diagnostische beoordelingsmodellen waarmee je iemands individuele leerproces kunt volgen. Ik zie dat steeds meer instellingen deze diagnostische toetsen gebruiken om te beoordelen of een student klaar is voor een bepaald examen. En dat studenten zelf het moment van examinering kunnen inplannen. Dat werkt enorm motiverend voor studenten.”
“Instellingen die dit nog niet doen, kan ik zeker aanraden om daar ook eens naar te kijken; studenten examen laten doen wanneer ze daaraan toe zijn. Mijn zoon volgt een mbo-opleiding waar het nog niet gebeurt. Die zegt ‘ik hoef niet te leren, want het is een D-toets’; een diagnostische toets. Hij volgt al vier jaar Nederlands en mag nu pas examen doen, terwijl hij er misschien al na het eerste of tweede jaar klaar voor was.”
Dat komt goed uit, zelf een zoon in het mbo. Je hebt in alle opzichten voeling met onze doelgroep…
Lachend: “Ik zei het bij mijn sollicitatie al. Jullie hebben er misschien nog meer aan dat ik moeder van een mbo-student ben, dan een taalassessor.”
Heb je tot slot nog een boodschap aan onze lezers?
“In mijn vorige baan heb ik gezien dat veel docenten enthousiast zijn over TOA, maar het soms nog lastig vinden ermee te werken. Zeker in het begin. Dus mijn boodschap aan docenten en teamleiders is: laten we er samen mee aan de slag gaan, schakel onze hulp in. Maak gebruik van onze helpdesk, schrijf je in voor die vervolgtraining. Wij zijn er voor jullie!”