Ester Gould (Klassen): “Als je de lat bij voorbaat verlaagt, wordt een leerling dubbel gestraft”
Met de documentaireserie Klassen (2020) bracht ze de kansenongelijkheid in het onderwijs indringend in beeld. Mede dankzij de serie kwam het onderwerp hoog op de beleidsagenda. Ziet documentairemaker Ester Gould al verbeteringen? En zijn er dingen die scholen zelf kunnen doen om kansenongelijkheid tegen te gaan?
Het is drie jaar geleden dat Klassen werd uitgezonden. Heb jij al dingen zien veranderen als het gaat om kansenongelijkheid?
“Het staat op de politieke agenda. Binnen het ministerie van Onderwijs gaan er meer middelen naartoe. We zien expertisecentra ontstaan; de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en de Hogeschool van Amsterdam hebben bijvoorbeeld een Kenniscentrum Ongelijkheid opgezet. Na de serie volgde ook een impacttraject, met onder andere een scholenprogramma rondom thema’s en fragmenten uit Klassen. Om samen met docenten en schoolleiders op zoek te gaan naar oplossingen.”
“Wat mij verrast, is dat veel scholen het probleem wel willen aanpakken maar niet zo goed weten waar te beginnen. Dat zagen wij tijdens het impacttraject en dat hoorde ik ook van ambtenaren op het ministerie. Dat scholen heel erg op zoek zijn naar handvatten.”
Waarom denk je dat scholen er zo mee worstelen?
“Misschien omdat de term best abstract is. Wat ook niet helpt, is dat kansenongelijkheid lang gekoppeld is geweest aan de discussie over witte en zwarte scholen en daar moeilijk van lijkt los te komen. Het begrip raakt steeds meer achterhaald, maar de subtekst van ‘afwezige ouders’ en ‘moeilijke thuissituaties’ die in die discussie een rol speelde, loopt er nog steeds doorheen. Het idee dat dit nu eenmaal dingen zijn die je als school niet kunt repareren.”
“Dat hebben we in onze serie ook geprobeerd aan te kaarten. Het idee dat tegenvallende schoolresultaten toch aan de thuissituatie van de leerling liggen. Dat is zo weinig zinvol. Niet omdat die thuissituatie niet van belang is, maar dat is nou net waar je als school geen vat op hebt. Dat je dan met veertien professionals over net dát stukje zit te vergaderen. Het is natuurlijk goed bedoeld, maar het is zinvoller om na te denken over hoe je als schoolteam kunt bijdragen aan betere schoolresultaten.”
“De lat hoog leggen voor kansarme leerlingen, dát is wat gelijke kansen bieden betekent.”
Wat kun je als school dan doen?
“Goed onderwijs geven. Dat is een open deur en tegelijk best complex. De uitdaging is om je niet te laten verleiden door gedachten als ‘bij deze leerling, met zo’n thuissituatie, zit er niet meer in’. Dat wordt niet meer hardop gezegd maar nog wel gedacht. De lat hoog leggen voor kansarme leerlingen, dát is wat gelijke kansen bieden betekent. Als je de lat bij voorbaat verlaagt, wordt zo’n leerling eigenlijk dubbel gestraft. Thuis is het moeilijk en dan krijg je op school óók nog eens geen eerlijke kansen.”
“De onderwijssocioloog Bowen Paulle heeft het over de prison of low expectations. Zo vergeleek hij scholen in twee achterstandswijken: The Bronx en Amsterdam-Zuidoost. Wij denken dat we hier geen Amerikaanse toestanden hebben, maar hij toont aan dat er wel degelijk toxic schools zijn. Met kinderen van wie weinig meer verwacht wordt dan dat ze op het rechte pad blijven. ‘Kunnen we dit wel een school noemen?’ vraagt hij zich af.”
“Tijdens mijn research in klaslokalen viel me op dat er enorm verschil is tussen lesuren. In een uur kan twee minuten lang geleerd worden, of veertig minuten – en alles daartussenin. Als je daarbij stilstaat, besef je beter waar kansenongelijkheid ontstaat. Waarom leerlingen op achterstand komen.”
“Hier wil ik aan toevoegen dat we ook hebben gezien dat er van kansrijke kinderen soms te veel wordt verwacht. In een deel van Nederland moet iedereen maar naar het vwo; met extra bijles, door kinderen op hun tenen te laten lopen. Daar heb je weer andere oplossingen voor nodig, omdat het een ander probleem is. Het pijnlijke is dat er van sommige kinderen te veel wordt verwacht en van anderen te weinig. In die kluwen van tegenstrijdige problemen loopt de discussie soms vast.”
Is er iets dat ik als docent morgen al in de klas kan doen tegen kansenongelijkheid?
“Die lat hoog houden bij kansarme kinderen. Dat moet op schoolniveau en dat kan ook op het niveau van de individuele leerling. Dat je niet gaat denken ‘laten we het bij deze leerling maar rustig aan doen’. Ik denk dat die gedachte gevaarlijk is. Iedereen die in het onderwijs werkt, moet elk kind net zoveel kansen geven als ze hun eigen kind zouden gunnen.” “Als je kinderen meer kansen biedt, gaat het per defi nitie ook vaker mis. Dat moeten we ook beseff en. Het betekent een groter risico op zogenaamd ‘falen’: blijven zitten of afzakken. Maar waarom zou iedereen in één keer moeten doorstromen? Dat is een rare manier om naar de potentie van kinderen te kijken. Ons systeem zit vol met prikkels om op safe te spelen. Dat heeft te maken met effi ciency, geen geld willen weggooien. Alsof een leerling het moet verdienen om bepaalde kansen te krijgen.”
Toets! special
Heb jij de Toets! Special ‘Samen meer zien’ nog niet in je (digitale) mailbox zitten? Vraag dan nu gratis deze editie aan en ontvang direct de digitale versie. Liever per post, dat kan ook!