Het evenwicht tussen formatief en summatief

Willem van Oranje College Waalwijk - Atie Haverhals, kwaliteitsadviseur en rekencoördinator, en Marian van der Velden, rekendocent en docent Nederlands

Het Willem van Oranje College in Waalwijk zoekt steeds meer het evenwicht tussen formatief evalueren en summatief toetsen. Een ontwikkelscore zegt meer dan een cijfer, vinden Atie Haverhals, kwaliteitsadviseur en rekencoördinator, en Marian van der Velden, rekendocent en docent Nederlands. Maar waarom zien leerlingen dan toch nog zo graag een cijfer?

De toetsen en het toetsplatform waarmee het Willem van Oranje College werkt, geven naast een uitslag op referentieniveau ook een ontwikkelscore aan. Deze score levert een verfijning van de toetsuitslag op, waardoor je kunt zien hoe een leerling zich ontwikkelt binnen een referentieniveau.

Op basis van de ontwikkelscores hebben jullie het toetsbeleid opnieuw vormgegeven. Hoe hebben jullie dat aangepakt?

Atie: “Dat is begonnen bij rekenen, dat zit bij ons helemaal verweven in de vakken economie, wiskunde, scheikunde en natuurkunde. Om de voortgang van leerlingen op het gebied van rekenen goed in kaart te brengen, hadden we dus een norm nodig waaraan we ontwikkelscores kunnen koppelen. Als een leerling een bepaalde ontwikkelscore niet haalt, krijgt hij of zij extra ondersteuning in de vorm van remedial teaching (RT). We hadden veel behoefte aan de ontwikkelscores, omdat je met alleen de niveaus 1F, 2F en 3F onvoldoende kunt zien hoe een leerling zich ontwikkelt. We hebben de landelijke gemiddelden opgevraagd als benchmark en zo onze schoolnorm vastgesteld. Op basis van de ontwikkelscores bepalen we dus welke leerling RT nodig heeft. Met die normtabel voor rekenen kunnen we ook sturen op kwaliteit. We zien bijvoorbeeld hoeveel procent van onze leerlingen niveau 1F of 2F heeft en hoeveel procent boven de norm scoort. Dat werkt prettig en inmiddels hebben we de combinatie van normtabel en ontwikkelscores ook doorgevoerd bij Nederlands, Engels, Duits en Frans.”

Marian: “Bij Nederlands helpt het ons ook bij de manier waarop wij leerlingen determineren. Als een leerling op basis van de ontwikkelscores ver onder de maat blijft, dan willen we nog weleens adviseren om te kijken naar een ander onderwijstype, bijvoorbeeld
havo in plaats van vwo. Bij Engels gebruiken we de ontwikkelscores om kinderen wel of niet in een masterclass te plaatsen. Scoort een
kind van de basisschool heel hoog op de nulmeting, dan mag hij naar de masterclass. Je blijft natuurlijk wel altijd naar de individuele
leerling kijken.”

Hoe zien jullie de verhouding tussen formatief evalueren en summatief toetsen?

Atie: “Een cijfer is een waardering van die ene toets op dát moment op dát niveau, maar een cijfer alleen zegt niet veel. Een
ontwikkelscore zegt zo veel meer. Neem een leerling die een 8 haalt op een 1F-toets in het tweede jaar en in het derde een 6 haalt op
een 2F-toets. Als je puur en alleen naar het cijfer kijkt, zou je zeggen dat die leerling achteruit is gegaan. Maar uit de ontwikkelscore
blijkt dat hij duidelijk vooruit is gegaan. We zoeken steeds meer het evenwicht tussen formatief en summatief.”

Hoe kijken de leerlingen daar tegenaan?

Atie: “De leerlingen zelf vinden een toets met een cijfer nog steeds belangrijker dan een toets met een ontwikkelscore. Ze hebben
geleerd om voor een punt te leren en hebben het idee dat een formatieve toets niet meetelt. Je moet ze dus duidelijk maken dat het wel degelijk telt. Dat lukt steeds beter. Bij rekenen bepaalt de ontwikkelscore van de formatieve toetsen of een leerling RT moet volgen of niet. De meeste leerlingen willen geen extra les rekenen op hun rooster en dus doen ze goed hun best voor die toetsen. Die waarde zien ze er wel van in. We proberen dus voortdurend aan te geven waarom formatief toetsen belangrijk is. De jongste leerlingen groeien er inmiddels mee op vanaf het eerste leerjaar.”

Helpt het als leerlingen in het kader van eigenaarschap zelf ook hun resultaten kunnen inzien?

Atie: “Als we de grafieken met ontwikkelscores nu aan ze voorleggen, dan vinden ze het razend interessant om te zien of ze boven de normlijn zitten. Dat motiveert en maakt dat ze gerichter kunnen leren. Ze kunnen in een toets precies zien wat ze fout hebben gedaan. We werken ook met coaches die de leerlingen daarbij helpen. Leerlingen krijgen zo een beter beeld van wat ze kunnen en dat ze zelf kunnen sturen: bij dit vak moet ik wat harder werken en dat andere vak lukt me wel, maar ik moet het wel onderhouden.”

Bespreken docenten de formatieve toetsen ook met de leerlingen?

Atie: “Ja, ik adviseer docenten om als onderdeel van de les samen met de leerlingen te kijken wat er goed gaat en wat niet. Je maakt leerlingen er bewust van dat ze een toets hebben gemaakt en dat die daadwerkelijk nuttig is geweest.”
Marian: “Of kijk met een leerling naar opvallende zaken. Hij of zij zit wel boven de norm, maar op een bepaald onderdeel zit
hij of zij er heel ver onder. Hoe kan dat? Bij Nederlands vallen leerlingen bijvoorbeeld uit op het onderdeel evalueren. Je kunt dan voorbeelden laten zien van wat er wordt verstaan onder evalueren. Het geeft je de mogelijkheid om nog meer op maat met leerlingen
te praten. Je kijkt veel meer naar wat een leerling kan en welke ontwikkeling hij of zij doormaakt zonder daar meteen een cijfer aan
te koppelen.”

Wil je ook de gratis jubileumeditie van Toets! magazine ontvangen, meld je dan nu aan.
Plaats een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *