Toetsing in het praktijkonderwijs: ‘Elke school kan andere eisen aan het diploma stellen’
Of toetsing een actueel thema is op het PRO33college in Amersfoort? “Nogal”, lacht afdelingsleider Pjotr Bijsterbosch. “Sinds twee jaar kunnen leerlingen bij ons een DUO-geregistreerd diploma halen. Maar de eisen die daaraan worden gesteld, kunnen binnen het praktijkonderwijs per school verschillen. Je moet het dus zelf vormgeven en ervoor zorgen dat het diploma een echte meerwaarde is voor de leerling. Dat brengt de nodige uitdagingen met zich mee.”
Hij somt enkele uitdagingen op: “Wat hoort er bij het diploma praktijkonderwijs? Wat is de waarde van een diploma voor een werkgever of vervolgopleiding als elke school andere eisen aan dat diploma kan stellen? Hoe meten we dat leerlingen hun schoolcarrière succesvol hebben doorlopen? Hoe gebruiken we toetsing als effectief middel daarvoor?”
Een andere uitdaging: “De resultaten van vakken vallen niet onder de kwalificatieplicht; wij werken met het doorlopen van trajecten en het behalen van competenties. Dat is wel een interessant spanningsveld: geef je dan wel of geen cijfers voor vakken? Aan de ene kant weten we dat onze doelgroep begint met een achterstand in vakken als rekenen en taal, dus daar willen we geen onnodige extra druk op leggen. Aan de andere kant willen we wel bereiken dat leerlingen zich gehoord en gezien voelen. We denken na over manieren waarop we dat toch kunnen teruggeven aan leerlingen.”
“Wij willen ons onderwijs differentiëren op basis van uitstroomprofielen, om leerlingen op hun eigen niveau te kunnen bedienen. Ook daarvoor moet je toetsen en meten.”
Pjotr Bijsterbosch, PRO33college
“Verder hebben we voor onszelf de opdracht geformuleerd het onderwijs te differentiëren op basis van uitstroomprofielen. Dus op basis van onze verwachting of een leerling uitstroomt naar beschermde arbeid (in een aangepaste werkomgeving met begeleiding, red.), arbeid of leren. Binnen de hele vijfjarige opleiding willen wij ons onderwijs daarop differentiëren, om leerlingen zo goed mogelijk op hun eigen niveau te kunnen bedienen. Ook daarvoor moet je toetsen en meten.”
Waar staan jullie nu in dat traject?
“Het staat nog in de kinderschoenen, maar we gaan er de komende jaren intensief mee aan de slag. Het gaat weer allerlei nieuwe dingen van ons vragen, en het heeft impact op iedereen. Op docenten, op ons als schoolleiding, en ook op ouders en leerlingen.”
“Differentiatie in het onderwijs vraagt op de eerste plaats meer van lesgevers, zeker in combinatie met de uitdagende doelgroep die wij bedienen. Je moet bijvoorbeeld eerst een bepaalde basisrust creëren in je lessen voordat je überhaupt aan differentiatie kunt toekomen.”
Wat betekent het voor ouders en leerlingen?
“Dat we goed moeten gaan onderbouwen wat de verwachte uitstroom is van een kind. Veel ouders zijn onbekend met de uitstroommogelijkheden in het praktijkonderwijs; soms hebben we te maken met ouders die denken dat hun kind een reële kans heeft om door te stromen richting een opleiding om arts te worden. Als we vertellen dat we gaan differentiëren richting werk, misschien wel beschermd werk, dan vinden sommige ouders dat mogelijk lastig om te verwerken.”
“Zo’n confrontatiemoment hebben we nu pas aan het einde van leerjaar vier of vijf. Dat zal straks eerder plaatsvinden. We moeten erover nadenken hoe we dat brengen, want het moet wel zorgvuldig gebeuren. Dus in elk geval face to face en niet telefonisch of online. Zodat we op de emoties van ouders kunnen reageren.”
Je gaf aan dat het traject rond onderwijsdifferentiatie ook impact heeft op de schoolleiding. Kun je daar iets meer over vertellen?
“Hou op! Het is enorm lastig omdat het zó veel aspecten van het onderwijs raakt. Van het inrichten van het leerlingvolgsysteem tot de uitvoering, de menselijke kant. We zijn nu al twee jaar bezig om alles door te denken, om ervoor te zorgen dat alles in elkaar grijpt. Het wordt een hele klus.”
Hoe bereiden jullie je voor op die klus?
“We hebben een externe partij ingeschakeld die van buitenaf kan schieten op onze plannen, met ons kan meedenken en voorbeelden kan aandragen van andere praktijkscholen die dit traject al hebben doorlopen. Doordat we met iemand kunnen sparren die buiten ons MT staat, houden we een open houding.”
“Mensen mogen afgeven op wat ze spannend vinden. Liefst niet teveel, maar het moet wel kunnen.”
Pjotr Bijsterbosch, PRO33college
“Ook bespreken we de opties die op tafel liggen al vanaf het begin binnen de hele organisatie. En we stimuleren feedback. Want het moet iets worden van de hele school, niet iets dat wij in een achterkamertje bedacht hebben. Mensen mogen afgeven op wat ze spannend vinden. Liefst niet te veel, maar het moet wel kunnen.”
En naar wie gaat het stokje nu?
“Naar Annelies den Ouden, conrector en docent Stichtse Vrije School Zeist over haar voorzitterschap van de Examencommissie op deze school.”
Ook met toetsing aan de slag?
Bekijk het trainingsaanbod van JIJ! voor het voortgezet onderwijs.
Meer stokje doorgeven
Pjotr Bijsterbosch is de 24e die het stokje in handen kreeg. Nieuwsgierig naar zijn voorgangers? Lees hier alle interviews.
Blijf op de hoogte
Bericht ontvangen bij een nieuwe aflevering?
Meld je aan voor onze nieuwsbrief of volg ons op LinkedIn.