Meerdere leerlingvolgsystemen: zo doet Nestas dat

Inmiddels werkt ruim 30% van de basisscholen met het IEP LVS; en daarmee ook veel besturen. Bij Nestas Scholengroep gebruikt ruim een derde van de scholen het IEP LVS. Hoe is het om als bestuur te werken met verschillende leerlingvolgsystemen? Wat biedt IEP bestuurders met de bovenschoolse module? Kim Peters en Fatima Alladin, adviseurs Onderwijs & Kwaliteit bij Nestas, delen hun ervaringen.

Voor het bestuur van Nestas is het belangrijk dat scholen zelf bepalen met welk leerlingvolgsysteem ze werken. Nestas wil dat het LVS zoveel mogelijk aansluit bij de visie van de school, en dat scholen autonomie hebben in hun keuze. Fatima: ‘We proberen wel sturing te geven met vragen zoals “waarom toets je?”, “welke visie heeft een LVS?” en “past deze bij jullie visie?” Het is essentieel dat scholen zelf nadenken over zulke vragen, maar alle keuzes zijn goed. Onze voorkeur doet er niet toe; elke school is uniek en daar moet een LVS op aansluiten.’

Die sturing geven Kim en Fatima tijdens individuele schoolbezoeken en tijdens bijeenkomsten met intern begeleiders van meerdere scholen tegelijk. Vier scholen werkten al met het IEP LVS, en een jaar geleden zijn nog vier scholen overgestapt: van de 22 scholen bij Nestas gebruikt nu ruim een derde het leerlingvolgsysteem van IEP. Voor de nieuwe scholen is de overstap nog even wennen. Kim: ‘We horen nu vooral terug dat ze veel data hebben van de leerlingen, maar nog niet helemaal weten wat ze met die data kunnen. Volgende week gaan Fatima en ik weer zitten met alle intern begeleiders die IEP gebruiken, om daar samen naar te kijken. Hoe analyseren we? Waar willen we naartoe? Welke data levert welke informatie op? De meer ervaren scholen kunnen de nieuwe scholen daarin meenemen, maar vinden het zelf ook fijn om bepaalde vraagstukken te bespreken. Hoe leggen we de IEP-data naast de resultaten van eerdere leerjaren waarin we met een ander LVS werkten? Gaan we terugrekenen naar leerrendementen of de leergroei gebruiken? Die overgang naar anders kijken kost tijd.’

Volgen op referentieniveau

Hoewel het analyseren van de IEP-data voor een aantal scholen soms nog wennen is, zijn de ervaringen met het toetsen al goed. Kim: ‘Zowel de leerkrachten als de leerlingen vinden het heel prettig werken. Ze noemen bijvoorbeeld de vraagstelling kindvriendelijker. Over het digitaal en adaptief werken krijgen we geen signalen. Maar het is meestal een goed teken als wij er niet zoveel over horen; dan loopt het goed.’

Wat ze zelf prettig vinden aan IEP is dat de overzichten, van leerling- tot bestuursniveau, duidelijk laten zien wat de voortgang is op referentieniveau en leergroei. Kim: ‘De bestuursmodule geeft ons een prognose of er voldoende kinderen op een bepaald referentieniveau zullen uitstromen en of de leergroei voldoende is. Zo helpen de rapportages ons om scholen bij te sturen waar nodig.’ Fatima vult aan: ‘De kleuren die gebruikt worden, komen overeen met de kleuren in de rapportages op schoolniveau. Zo kunnen we steeds verder inzoomen, bijvoorbeeld om te zien hoe het komt dat de rekenresultaten veranderen bij een school. Niet met een wijzend vingertje, maar om te ontdekken waar winst te behalen valt.’

In het sturen op de kwaliteit van scholen maken Fatima en Kim, behalve van de rapportages op referentieniveau, ook gebruik van de andere normen. Fatima: ‘Bij Nestas hebben we 100% uitstroom op 1F-niveau als ambitie gesteld, en 65% uitstroom op 2F/1S-niveau. Dus het is fijn dat je dit in het IEP LVS zelf ook in kunt voeren en eenvoudig kan volgen. Zo zien we hoe we ervoor staan: ten opzichte van onze eigen ambities, het landelijk gemiddelde en de schoolweging.’

Werken met meerdere leerlingvolgsystemen

De analyses op referentieniveau zijn voor Kim en Fatima de beste manier om IEP-scholen te vergelijken met scholen die andere leerlingvolgsystemen gebruiken. Kim: ‘Het is natuurlijk heel moeilijk om een vaardigheidsscore van Leerling in Beeld te vergelijken met de ontwikkelscore van IEP. Maar de referentieniveaus zijn bij alle leerlingvolgsystemen hetzelfde.’ Fatima: ‘Wij werken met een overkoepelende signaalrapportage op basis van referentieniveau, waarin alle informatie van de scholen bij Nestas samenkomt. Zo kunnen we de kwaliteitszorg op bovenschools niveau bewaken. Niet alleen door achteruit te kijken, maar juist ook vooruit.’

Kim en Fatima zien het niet als een belemmering dat de scholen bij Nestas met verschillende leerlingvolgsystemen werken. Fatima: ‘We hebben niet één overzicht waarin alle data van alle scholen staat, maar de signaalrapportage en de LVS rapportages op referentieniveau helpen daar heel erg bij. En uiteindelijk maakt het niet uit of je IEP-data hebt of Leerling in Beeld-data: het gaat erom wat je uit die informatie haalt en daarmee doet. Wat is de oorzaak dat de groei uitblijft? Hoe pas je dan je aanbod aan? Uiteindelijk gaat het om het kind en is het aan de professional om het werken met verschillende leerlingvolgsystemen zo te organiseren dat het de leerling ten goede komt. Tot nu toe lukt ons dat gelukkig goed.’

Maak bewuste keuzes

Een van de kernwaarden van Nestas is dat elk kind gezien wordt. IEP is daar volgens Fatima een goed middel voor: ‘Met IEP toets je wat kinderen kunnen en nog niet kunnen, zonder te vergelijken met een landelijk gemiddelde. Ik denk dat je kinderen echt ziet als je ze met zichzelf vergelijkt en dat je hiermee het volledige leerpotentieel van het kind benut.’ Tegelijkertijd benadrukken Fatima en Kim het belang van bewust werken met een leerlingvolgsysteem. Fatima: ‘Wij moeten het middel goed gebruiken; als bestuur, maar ook als school en als leerkracht. Je kan heel veel met IEP, maar maak bewuste keuzes. Wij bepalen samen hoe we dat middel inzetten zodat IEP het beste uit een kind haalt en naar voren brengt, en informatie geeft om ons dagelijkse onderwijs op aan te passen.’

Samen; dat is het sleutelwoord voor Kim en Fatima. De beste manier om op kwaliteit te sturen is om samen te werken, vinden ze bij Nestas. Kim: ‘De gesprekken met scholen vormen de basis; ze liggen ten grondslag aan elke stap in de kwaliteitscyclus. Dat is hoe wij graag werken. In die gesprekken rekenen we scholen niet af, maar kijken we samen wat we zien en wat we kunnen doen om het onderwijs verder te ontwikkelen.’ Als scholengroep zijn er natuurlijk nog meer mogelijkheden om samen te werken en van elkaar te leren. Dat is dan ook de tip van Kim en Fatima voor andere besturen: stimuleer scholen om samen op te trekken. ‘Het kan best alleen voelen om als school een nieuw leerlingvolgsysteem uit te vogelen. Maar ook bij vraagstukken die breed leven, dus niet specifiek zijn voor één leerlingvolgsysteem, is het voor scholen heel fijn om samen op te trekken. Wij zijn bij die bijeenkomsten om te begeleiden en ondersteunen, en dat doen we vooral door veel vragen te stellen waar scholen over na kunnen denken. Zo kom je samen verder.’

Plaats een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *