Ontwikkelscores: anders kijken, meer zien
Steeds meer scholen werken met het IEP LVS: inmiddels al zo’n 1850. De overstap van vergelijkend meten naar een focus op groei is misschien even wennen. We horen weleens van onze startende scholen dat ze DLE-scores gebruiken om de IEP resultaten te vergelijken met de resultaten van het vorige leerlingvolgsysteem. Dat is niet nodig! In dit artikel leggen we uit waarom je direct op de ontwikkelscores van IEP kunt vertrouwen.
Met IEP kijk je anders naar toetsen dan je misschien gewend bent. Daarvoor is het nodig om de oude manier van kijken los te laten en te vertrouwen op de inzichten die het IEP LVS je geeft met haar ontwikkelscores. Je hebt geen DLE-scores nodig om te wennen aan IEP; de ontwikkelscores geven je alles wat je nodig hebt. Dat leggen we graag even uit.
Betekenisvol toetsen
Het begint bij de vraag: waarom toets je? Is dat om een leerling een cijfer te geven? Om de klas in te delen in zwakke en sterke leerlingen? Dat is wat je doet met vergelijkend meten: dan kijk je waar de leerling staat ten opzichte van andere leerlingen in Nederland. Het deelt je klas in handige vakjes in, maar geeft je weinig inzicht in de ontwikkeling van een leerling. Want misschien beheerst de leerling die steeds een “E” scoort wel degelijk meer lesstof dan tijdens de vorige toetsronde, maar loopt hij nog steeds achter op de gemiddelde leerling. Die groei zie je niet met vergelijkend meten. Bovendien vertelt een abstracte percentielscore je niet aan welke leerdoelen je moet werken.
IEP heeft een ander antwoord op de vraag “waarom toets je?”: met IEP weet ik wat ik al kan en wat ik nog moet leren. Zo kun je de leerling heel concreet verder helpen in zijn of haar ontwikkeling. We zien dat deze manier van kijken steeds breder gedragen wordt. De toetsen van IEP vertellen je welke leerdoelen een leerling al beheerst en waar nog groei mogelijk is. We toetsen op inhoud. Daardoor weet je precies of je onderwijsaanbod heeft gewerkt voor deze leerling, en waar je de volgende dag mee verder kunt.
Inzicht in groei
Met IEP volg je leerlingen op leerdoelen van het SLO en de referentieniveaus. De ontwikkelscores laten je zien of een leerling op weg is om het referentieniveau 1F (taal) of 2F/1S (rekenen) te behalen en vertellen je welke leerdoelen een leerling beheerst. Daarnaast kun je met de ontwikkelscores goed zien hoeveel groei de leerling heeft doorgemaakt ten opzichte van de vorige toets. Dit is precies wat je nodig hebt; zo kun je de groei zo aflezen in het IEP LVS en je hebt de DLE-scores dus helemaal niet meer nodig.
Waarom bieden we in het IEP LVS dan toch de mogelijkheid om DLE-scores te exporteren? Dat heeft te maken met het onderwijssysteem in Nederland, waarbij instanties om jullie heen gewend zijn om te werken met de uniforme DLE-scores en daarmee zicht te houden op de leerachterstand of voorsprong ten opzichte van andere leerlingen. Vergeleken met percentielscores zoals A-E geeft het DLE meer inzicht in het leerrendement van leerlingen die beneden gemiddeld scoren. In de samenwerking met deze instanties heb je als school vaak nog steeds een DLE nodig van een leerling. Omdat de DLE vanuit IEP alleen hiervoor gebruikt wordt, vind je de DLE alleen in de Excel-export en verder niet terug in het IEP LVS.
Toetsen op inhoud
Minimale en maximale ontwikkelscores op een IEP LVS-toets: daar moeten leraren vaak het meeste aan wennen. Als een leerling het geweldig doet op school, waarom kan hij of zij dan op de toets geen topscore halen? Daar is een goede reden voor. En die laat heel mooi zien hoe je met IEP naar inhoud kijkt.
In hun basisschooltijd doorlopen leerlingen een leerlijn. Elke IEP toets meet een stukje van die leerlijn. Met de 4a toets meet je bijvoorbeeld de doelen die horen bij de eerste helft van groep 4. Dat kun je een “smalle” toets noemen, want de toets meet alleen de stof die leerlingen in een half jaar tijd aangeboden krijgen op school. Ze kunnen daarop een ontwikkelscore halen van 20 tot 27. Beheerst een leerling alle leerdoelen van deze toets? Dan levert dat een ontwikkelscore van 27 op. Als je wil weten wat de leerling nog meer kan, zet je toets 4b klaar. Toets je niet door, dan kan de leerling ook niet uitkomen op een hogere DLE. Je kunt dan ook alleen gebruik maken van de DLE op het moment dat je precies het niveau van de leerling hebt met een passende toets. Het heeft dus alleen zin als je elke keer door- of terugtoetst tot je al het onderwijsaanbod hebt gemeten.
Soms wordt DLE gebruikt om de score van de leerling te vergelijken ten opzichte van de laatste score op een andere toets, bijvoorbeeld van Cito. Maar dit is als appels met peren vergelijken: je kunt IEP niet een op een met andere leerlingvolgsystemen vergelijken. IEP zet zich in voor kindvriendelijke toetsen die prettig zijn om te maken en echt aansluiten bij de belevingswereld van een kind. En ze meten een stukje van de leerlijn, in plaats van waar de leerling staat t.o.v. andere leerlingen; heel anders dus dan bij andere leerlingvolgsystemen. Als een leerling daardoor beter kan laten zien wat hij in huis heeft, is vergelijken met een andere vorm van toetsen niet erg waardevol.
Probeer het eens
Werken met IEP vraagt om een nieuwe manier van kijken en vertrouwen op de inzichten die het IEP LVS je geeft met haar ontwikkelscores. Werken met IEP zonder DLE’s te gebruiken kan echt. We spreken dagelijks scholen die een soepele overstap ervaren juíst omdat ze de eerste IEP-meting als een nulpunt zien en de oude manier van kijken loslaten. Probeer het maar eens!
Meer weten over het IEP LVS?
Het leerlingvolgsysteem van IEP legt de focus op groei, niet op prestatie. Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Daarom vergelijken we kinderen niet met elkaar.
Wij geloven bovendien dat een kind meer is dan taal en rekenen! Met kindvriendelijke toetsen voor hoofd, hart én handen geeft het IEP LVS een compleet beeld: zo zetten we elke leerling in zijn kracht.