Rekenexpert Dinette Vredeveld: “Het rekenonderwijs in Nederland moet beter en zinvoller”
Sinds januari biedt TOA nieuwe rekenexamens aan. Deze examens sluiten aan bij de nieuwe rekeneisen die gelden in het mbo en hebben een absolute cesuur. Om deze cesuur te bepalen, heeft Bureau ICE de expertise van rekendeskundigen en -docenten ingeschakeld. Rekenexpert Dinette Vredeveld is één van hen. Hoe is zij te werk gegaan? En waarom is het volgens haar van belang om een standaardsetting te hanteren voor de landelijke rekenexamens?
Wat is jouw ervaring in het onderwijs?
“Ik heb inmiddels 21 jaar ervaring binnen het onderwijs. Ik heb onder meer gewerkt als rekencoördinator, rekendocent en remedial teacher. Daarnaast heb ik mij binnen de master Educational Needs: Rekenwiskunde & Dyscalculie gespecialiseerd in het versterken van het rekenonderwijs in het vo door de verschillende vakken samen te laten werken. Eenduidigheid in het rekenonderwijs door de hele school.”
“Ik wil het plezier in het rekenwerk terugbrengen. Het rekenniveau van studenten, maar ook van docenten, is op dit moment op veel plekken niet voldoende.”
Waarom heb jij meegewerkt aan het verzoek van Bureau ICE? Wat wil jij graag bijdragen aan het rekenonderwijs in Nederland?
“Het rekenonderwijs in Nederland moet beter en zinvoller. Ook wil ik het plezier in het rekenwerk terugbrengen. Het rekenniveau van studenten, maar ook van docenten, is op dit moment op veel plekken niet voldoende. Wanneer een toets of examen slecht wordt gemaakt, zie je vaak dat er een lagere normering wordt toegepast om studenten toch te laten slagen. Dat is niet goed. Als studenten een toets of examen slecht maken, dan beheersen ze de lesstof niet. En daar moet iets aan veranderen. Het niveau moet omhoog. Iedereen heeft rekenen nodig in het dagelijks leven. Als je het niet goed leert, loop je nu en later tegen problemen aan. Dus toen Bureau ICE mij benaderde om mee te werken aan de standaardsetting voor hun nieuwe rekenexamens, was ik direct enthousiast. Het is fijn om samen met andere rekenexperts daaraan bij te kunnen dragen.”
Hoe zijn jullie te werk gegaan?
“We zijn begonnen met het voorbereidende werk en hebben alle vragen van de nieuwe examens doorgenomen. Dit doen we met een grenskandidaat in gedachten, dat is een student die het vereiste niveau net beheerst. De vragen hebben we beoordeeld en in categorieën ingedeeld: makkelijk, gemiddeld en moeilijk. Of dat lastig was? Nee, door mijn ervaring kan ik inmiddels goed inschatten wat een student wel of niet aankan. Na het categoriseren van alle vragen en het toebedelen van punten, komt er een grensscore uit die gehaald moet worden om te voldoen aan minimale eisen. Van de makkelijke vragen moet een student meestal 100% goed hebben, dit is basiskennis. Het percentage bij de gemiddelde vragen ligt op 60% à 65%. In de categorie moeilijke vragen mag een student wel wat fouten maken, daar ligt het percentage wat lager. Dus hoe meer makkelijke vragen in een toets, hoe hoger de cesuur en hoe minder fouten een student mag maken. Zijn er meer moeilijke vragen, dan mag een student meer fouten maken en ligt de cesuur lager.”
Welke stap volgt hierna?
“Ik ben natuurlijk niet de enige die de cesuur bepaalt. Dit gaat in samenspraak met andere deskundigen, zoals andere rekendocenten en -experts. Bureau ICE begeleidt het proces. Nadat wij als inhoudexperts de vragen hebben gecategoriseerd en individueel de cesuur hebben bepaald, gaan we met elkaar in overleg. Komt het overeen? Soms heeft een collega een vraag als makkelijk ingeschaald, terwijl een ander deze het label moeilijk heeft gegeven. Dan gaan we in gesprek tot we een overeenstemming bereiken. Daarna kijken we samen naar de puntenaantallen. Zodra we het allemaal met elkaar eens zijn, nemen we een beslissing en bepalen we de cesuur.”
Hebben jullie onderling veel discussies?
“Dat valt wel mee. In deze samenstelling hebben we vaker een standaardsetting uitgevoerd. Daardoor zijn we goed op elkaar ingespeeld. Wel geldt, hoe kleiner het examen, hoe meer discussie er over de normering is. Een klein examen of een deelexamen heeft relatief weinig opgaven. Als je één of twee extra vragen in het moeilijke gedeelte toevoegt, zorgt dat direct voor een andere normering. Daar hebben we dan gesprekken over. Soms zijn we er snel uit en zijn we binnen een half uur klaar. Een andere keer hebben we meer opgaven te bespreken en duurt een vergadering tweeënhalf uur.”
“Met een soepele normering en correctie achteraf bewijs je het rekenonderwijs geen dienst.”
Wat vind jij van een standaardsetting bij examens?
“Ik ben er een groot voorstander van. De cesuur is gebaseerd op de inhoud van de examens, waardoor de kwaliteit van de examens is gewaarborgd en het niveau van de basisvaardigheden wordt verhoogd. Je bepaalt de normering voor heel Nederland. Met een soepele normering en correctie achteraf bewijs je het rekenonderwijs geen dienst. Wat zijn we dan aan het doen met elkaar? Ben je dan nog iets zinnigs aan het toetsen? De kennis moet wel aanwezig zijn bij de studenten, we kunnen niet blijven compenseren.”
TOA is de enige aanbieder van domeinexamens. Wat vind jij van het examineren per domein?
“Ik vind het een goede ontwikkeling, zeker voor de zwakkere student die last kan hebben van examenstress. Door de examens op te delen en niet in één keer aan te bieden, is het examen overzichtelijker en zal het minder stress opleveren. Hier help je studenten meer mee dan wanneer je de normering achteraf aanpast.”
Wat vind jij van de inhoud van de TOA-rekenexamens?
“Ik vind het goede en toegankelijke examens die dicht bij de belevingswereld van studenten liggen. De opgaven in de TOA-examens zijn realistisch waardoor het rekenen zinvol wordt. Denk bijvoorbeeld aan vragen over het inmeten van een vloer op een slaapkamer, of vragen waarbij studenten de route van huis naar een stageadres moeten berekenen. Dat is nuttig. Studenten kunnen er direct mee aan de slag!”
TOA-rekenen
Iedere mbo-student kan ergens écht in groeien. Daarom vinden we gelijke ontwikkelkansen belangrijk bij TOA. Rekenen staat daarbij aan de basis van ieders groeiproces en helpt studenten zich te ontplooien binnen verschillende vakgebieden.