“Ik geef mezelf een 8,5 voor taal en een 5 voor doorzetten”

Op ’t Prisma in Doetinchem geloven ze in interactief onderwijs waarin kinderen worden uitgedaagd om te leren van en met elkaar. Ze werken met acht kernconcepten, denk aan energie, macht & regels en tijd & ruimte. De school is opgebouwd uit drie units en kent geen vaste klaslokalen. Uiteraard wordt er gewerkt aan de doelen van het basisonderwijs, maar de weg om die doelen te bereiken is voor iedere leerling verschillend. Leerlingen worden bewust gemaakt van hun eigen kennen en kunnen en de leerkracht fungeert als begeleider. Esther Tempels is een van die leerkrachten. Wekelijks voert zij de een-opeen- kindgesprekken en eens in de vijf weken volgen de individuele  voortgangsgesprekken waarin leerlingen zelf aangeven hoe ze zich voelen, zowel op sociaal-emotioneel vlak als op cognitief gebied. Een manier die zijn vruchten afwerpt.

Leerlingen zijn steeds meer eigenaar van hun eigen leerproces. Ze werken niet meer voor de leerkracht, maar stellen zichzelf haalbare doelen, zodat ze zelf zien waar ze naartoe groeien. Tijdens gesprekken met ouders vertellen de leerlingen zelf over hun ontwikkelingen en waar ze nog aan willen werken. Leerkrachten en ouders praten dus niet over het kind maar mét het kind. We schoven aan bij een voortgangsgesprek.

Een tikkeltje zenuwachtig komt ze binnengelopen, maar haar blauwe kijkers verraden dat Noa (11 jaar) ook graag even met juf Esther kletst. Met een agenda, wat werkboekjes en twee tekeningen onder haar arm schuift ze aan tafel. De twee tekeningen blijken haar leerstrategiekaarten te zijn. “Daarmee leer je jezelf kennen. Bij elk vak moet je zelf bepalen hoe goed je daarin bent. Voor rekenen heb ik mezelf nu een 8 gegeven, dit was eerst nog een 6. Taal is een 8,5. Voor de creatieve vakken heb ik een 10, want dat vind ik echt heel leuk. Engels is nu een 6, planning een 8, want ik heb iets meer overzicht dan vorig jaar. En verder geef ik mezelf nu een 5 voor doorzetten en een 4 voor samenvatten.”

“Wat is er veranderd waardoor je beter bent geworden?”, vraagt juf Esther.
Noa: “Aan het begin van het jaar was alles nog een beetje nieuw en moest ik nog wennen aan de
nieuwe omgeving.”
Juf: “Waar werk je nu aan bij rekenen?”
Noa: “2F-niveau.”
Juf: “En lukt dat?”
Noa: “Ja, vandaag heb ik ook nog gerekend voor het domein optellen. Kijk maar in mijn schrift. Ik vond het eigenlijk wel makkelijk.”
Juf: “En hoe weet jij dat je op 2F-niveau zit bij rekenen?”
Noa: “Omdat 1F te makkelijk is, en 3F nog te moeilijk. Daar heb ik speciale boeken voor om te zien met welk niveau ik werk. En dan hebben we een toets zodat we weten of het klopt en dan gaan we weer
door.”

Noa heeft een prachtige droombaan op het oog: verpleegkundige voor baby’s of kinderen. Volwassenen hebben immers al een hele tijd geleefd, is haar beargumentering. Ze weet dat ze dan
ook meer over medicijnen moet weten en daarvoor Grieks en Latijn nodig heeft. En natuurlijk is biologie ook heel belangrijk.

“En om die vakken te kunnen doen, wat moet je daarvoor doen?”, vervolgt Esther.
Noa: “Dan moet ik naar het vwo of gymnasium en heb ik wel 3F-niveau nodig. Ik weet zelfs al op welke school!”
Juf: “En denk jij dat het gymnasium goed bij jou zou passen?”.
Noa, na even nadenken: “Ja, ik ben wel slim genoeg, maar soms wil het even allemaal niet in mijn hoofd, want ik wil alles altijd goed doen. Soms lukt dat even niet.”
Juf: “En wat doe je dan als je vastloopt?”
Noa: “Dan ga ik altijd een boekenkast tekenen. Ik word dan heel boos en in mijn hoofd valt de kast om en gaat alles kapot. Door te tekenen maak ik alles weer heel en dan heb ik weer rust in mijn hoofd. Dit geef ik nu ook als tip aan mijn klasgenootjes.”
Juf: “Dan moet je even je hoofd leegtekenen, wat fijn dat dat werkt. En Noa, wij weten zeker dat jij het gymnasium aankan, maar je moet dan wel goed op jezelf blijven letten. Je hebt jezelf een 5 gegeven voor doorzetten en een 4 voor samenvatten op je leerstrategiekaart en dat zijn eigenlijk jouw vastloopmomentjes. Daar moeten we aan werken, zodat je daar goed mee om kan gaan.”
Noa: “Maar kan ik op het voortgezet onderwijs dan ook wel om hulp vragen?”
Juf: “Ja, zolang je maar blijft vragen en praten. En hoe meer we dat hier oefenen, hoe meer je jezelf straks gaat redden op het vervolgonderwijs.”

Noa’s glimlach verraadt een stukje opluchting.

Juf: “En hoe voel je je verder?”
Noa: “Goed, ik ben vrolijk en alles lukt goed.”
Juf: “Dus je bent wel tevreden over jezelf?”
Noa: “Ja, op zich wel.”
Juf: “Een beetje tevreden of heel erg tevreden?”
Noa: “Eigenlijk wel heel erg tevreden. Ik vind het alleen vervelend als kinderen niet met mij willen samenwerken, maar dan ga ik altijd naar Indy, want zij wil altijd met iedereen werken.”
Juf: “Ja, dat was ook de tip van ons vorige gesprek. Fijn dat dat werkt! En hoe vind je je eigen werkhouding?”
Noa: “Ja, goed. Ik moet alleen meer andere werkbladen gaan maken. Ik maak heel veel werkbladen iedere dag, maar sommige vind ik minder leuk of snap ik niet en die doe ik dan niet.”
Juf: “Dat is eerlijk van je. Waarom doe je het dan niet?”
Noa: “Ik wil het allemaal goed doen, maar dan snap ik het niet en dan word ik boos.”
Noa zucht eens diep.
Juf: “En wat kunnen we daaraan doen?”
Noa: “Zorgen dat ik het wel snap.”
Juf: “En wie kan je dat het beste uitleggen?”
Noa: “Jij of meester Joost.”

Esther vult ondertussen het voortgangsformulier in. “Weet je wat het is Noa”,vervolgt de juf, “het is de kunst om uit alle wervelwinden in jouw hoofd die ene vraag eruit te filteren én die te beantwoorden. Dat is heel moeilijk. Je maakt juist alle opdrachten waarbij jij je goed voelt, want dat is veilig. Maar het gaat er niet om hoeveel je af hebt, maar om wat je af hebt. Dat betekent dat je jezelf moet uitdagen met opdrachten die je misschien niet direct begrijpt. En daarin is het allerbelangrijkste dat je weet dat je fouten gaat maken. Die horen erbij.” Noa strubbelt nog even tegen, fouten maken dat is niet iets wat ze wil. “Want ik ben heel perfectionistisch.”

Gelukkig stemt ze in na uitleg van Juf Esther. “Dus waar ga je de komende tijd aan werken?”
Noa: “Ik wil mezelf meer uitdagen, vooral bij taal en rekenen.”
Juf: “Heel goed. En leren om…?”
Noa: “Dat fouten maken mag.”
Juf: “Ja, fouten maken is het bewijs dat je het probeert. Zullen we dan afspreken dat je voortaan na je weekplanning met ons overlegt of je jezelf genoeg uitdaagt? Dan zorgen we er samen voor dat jij je doelen kan halen.”

Handtekening eronder en Noa verdwijnt weer de gang op. Op naar het testlab, de rekenhoek of de stilteruimte. Gelukkig heeft ze dat netjes in haar agenda gepland. Op dat moment komt Joris (10 jaar) binnen. Hij moet even zijn frustratie spuien. “Dat kan”, zegt Esther. “Pak gelijk maar even je map en je planning erbij, kijken we daar ook even naar.”

Wil je ook de gratis jubileumeditie van Toets! magazine ontvangen, meld je dan nu aan.

Plaats een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *