Thematische lesblokken en feedback in plaats van cijfers: zo geeft het MLA#2 invulling aan eigenaarschap bij leerlingen

Eigenaarschap bij leerlingen speelt een belangrijke rol in het onderwijsconcept van het MLA#2, de nieuwe vestiging van het Montessori Lyceum Amsterdam. Schoolleider Deborah Odendaal vertelt hoe ze met brede brugklassen en thematische lesblokken ‘teruggaan naar de bedoeling’, waarom ze geen cijfers geven en hoe leerlingen en ouders daarop reageren.

Waarom een tweede Montessori Lyceum Amsterdam?

“De school was naar onze mening te groot voor het montessorionderwijs dat wij willen bieden, maar we wilden al die leerlingen wel kunnen bedienen. Daarom hebben we besloten om de school te splitsen, waarbij het bestaande MLA in Amsterdam-Zuid kleiner wordt en het MLA#2 de komende jaren zal gaan groeien tot een volwaardige school, met een nieuw gebouw op Zeeburgereiland. Dat is een ontvlechtingsproces dat een paar jaar duurt.”

“Drie jaar geleden zijn we al begonnen met nadenken over de mogelijkheden voor deze nieuwe school. Reflecteren op de oorspronkelijke waarden van Montessori, ‘terug naar de bedoeling’ en onderzoeken of we daar nog iets anders mee wilden. Uiteindelijk zijn we tot een geheel nieuwe aanpak gekomen. Dit schooljaar zijn we ermee begonnen, we draaien nu drie brugklassen. Alles wat we op papier hebben bedacht, proberen we nu in de praktijk te brengen.”

 

“De eerstejaars leerlingen hebben niemand boven zich. Dat maakt dat zij samen met ons de cultuur bepalen.”

Deborah Odendaal, schoolleider MLA#2

 

Hoe is dat, een school met alleen maar brugklassen?

“Heel bijzonder. Het doet iets met de dynamiek. De eerstejaars leerlingen hebben niemand boven zich. Dat maakt dat zij samen met ons de cultuur bepalen van onze nieuwe school. Dat is positief, af en toe ook zoeken met elkaar omdat ze geen tegengas krijgen van oudere leerlingen, en sowieso erg interessant. Heel leuk én heel pittig, want tegelijkertijd zijn we alles nog aan het ontwikkelen, ontwerpen en evalueren.”

 

Waarin onderscheidt de onderwijsopzet van het MLA#2 zich?

“Wij werken met brede brugklassen, waarin mavo, havo en vwo tot en met de derde klas bij elkaar blijven. Wij geloven dat leerlingen van 11, 12 jaar nog lang niet zijn uitgegroeid en dat ze meer kans krijgen om zich te ontwikkelen als je ze daar de ruimte en voorwaarden voor geeft. Kinderen leren van elkaar als ze met verschillende karakters en achtergronden bij elkaar zitten. Daar past niet bij dat je kinderen al zo vroeg in een hokje stopt, ook al is die scheiding in de hele maatschappij wel aanwezig.”

“Daarnaast heeft elke lesperiode bij ons een thema. Een grote vraag die leerlingen vanuit alle vakken onderzoeken en waarin we alle kerndoelen hebben verwerkt. De afgelopen periode was het thema bijvoorbeeld ‘Onze stad Amsterdam’, met als grote vraag: hoe leeft de stad Amsterdam?”

“Bij Mens en Natuur gaat het dan over de manier waarop je met jouw zintuigen de stad kunt waarnemen, over welke dieren er leven in Amsterdam en hoe het dier de stad waarneemt. Bij Nederlands worden er verhalen gelezen over de stad Amsterdam, bijvoorbeeld over kinderen die hier in het verleden leefden. Voor Mens en Maatschappij vergelijken leerlingen stadskaarten uit 1600 met die van nu en leren ze tegelijkertijd om kaarten te lezen. Omdat het zo thematisch is, snappen kinderen wat ze aan het leren zijn. Dat is veel betekenisvoller dan wanneer je de stof uit een boek van kaft tot kaft behandelt.”

 

“Wil je de verantwoordelijkheid bij de leerling hebben, dan moet je eerst scherp hebben wat je op welk moment van hem of haar verwacht.”

Deborah Odendaal, schoolleider MLA#2

 

Eigenaarschap bij leerlingen speelt ook een belangrijke rol in jullie onderwijsconcept. Vertel eens meer.

“Een van de bekendste uitspraken van Maria Montessori is ‘Help mij het zelf te doen’. Wij doen dat door opdrachten op microniveau helder te formuleren en op macroniveau autonomie en keuzevrijheid te bieden. Wil je de verantwoordelijkheid bij de leerling hebben, dan moet je eerst scherp hebben wat je op welk moment van hem of haar verwacht. Vervolgens kun je leerlingen op macroniveau keuzes bieden. Bijvoorbeeld hoe lang, waar en met wie ze aan een opdracht werken. Als je zelf dat soort keuzes mag maken, wordt leren leuker en raak je gemotiveerder om dingen te doen. Vanuit dezelfde gedachte geven we leerlingen ook geen cijfers.”

 

Hoe volg je de ontwikkeling van leerlingen als je geen cijfers geeft?

“Wij geven feedback op het werk dat een leerling maakt. Voor elk vak krijgen leerlingen minimaal twee keer per blok een opdracht, om te kijken waar ze staan; dit noemen wij het bewijswerk. Dat kan in allerlei vormen; bijvoorbeeld een presentatie, een filmpje, een poster, maar ook een schriftelijke toets. Op dat bewijswerk krijgt de leerling feedback, waarmee hij of zij zich kan verbeteren.”

“Daarnaast krijgen leerlingen drie keer per jaar een ontwikkelverslag via leerlingbespreking.nl. Daarmee geven we, behalve feedback op het bewijswerk, ook feedback op iemands werkhouding en gedrag in de klas.”

 

Hoe gaan docenten om met het werken zonder cijfers? Wat vinden ouders en leerlingen ervan?

“Met de docenten waren we het er al over eens; het team staat daar helemaal achter. En leerlingen snappen het ook wel. Het vraagt vooral meer uitleg naar ouders toe, die vanuit hun eigen onderwijsachtergrond cijfers gewend zijn. Ouders willen weten: zit mijn kind wel op het juiste niveau? Wordt hij of zij wel voldoende uitgedaagd? Is er wel grip op zijn of haar ontwikkeling?”

“Dan leggen we uit dat ‘geen cijfers’ niet betekent dat we niet toetsen. We toetsen juist constant. We maken ouders duidelijk dat wij hun kind in hun hele ontwikkeling zien: hun cognitieve, sociale en persoonlijke ontwikkeling. En dat we daardoor juist een completer beeld van de leerlingen krijgen.”

“Als ouders ’s ochtends zien dat er een 4 in Magister staat, dan spreken ze hun kinderen na school meteen daarop aan. Maar ligt de regie dan bij de leerling of bij de ouder? Wij vinden dat leerlingen zelf in gesprek moeten gaan over hun ontwikkeling.”

 

“De ene leerling is beter in praten, de ander kan weer heel mooi filmen, dus ook daarin hebben we keuzevrijheid en autonomie aangebracht.”

Deborah Odendaal, schoolleider MLA#2

 

Daar zal niet ieder kind zelf het initiatief voor nemen. Hoe stimuleer je dat leerlingen dat doen?

“Via ontwikkelgesprekken, die we vier keer per jaar voeren. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor het vormgeven van die gesprekken. Dat gebeurt geleid, vanuit een aantal vaststaande vragen en onder begeleiding van een coach.”

“Het eerste en vierde ontwikkelgesprek heeft de leerling alleen met zijn of haar coach. Bij het tweede en derde gesprek zijn ook de ouders aanwezig. Eerst houdt de leerling een presentatie, waarvoor hij of zij zelf de vorm kiest; een PowerPoint, een poster of gewoon vertellen. De ene leerling is beter in praten, de ander kan weer heel mooi filmen, dus ook daarin hebben we keuzevrijheid en autonomie aangebracht.”

“Naar aanleiding van de presentatie gaan de leerling, coach en ouders in gesprek. Daarmee is de ontwikkeling van een leerling iets van iedereen.”

 

Hoe pakt dat in de praktijk uit?

“Heel goed. De eerste reacties van ouders zijn stuk voor stuk van de strekking: mijn kind gaat elke dag met plezier naar school. We zien ook aan de kinderen zelf dat ze er lol in hebben. Het gaat niet meer over ‘ik moet een tien halen voor mijn toets’ maar ‘we zijn aan het leren’.”

“Wat veel leerlingen trouwens wel heel pittig vinden, is de geschreven feedback in hun ontwikkelverslag.”

 

Wat vinden leerlingen pittig aan geschreven feedback? In vergelijking met cijfers?

“Aan een cijfer kun je op allerlei manier een eigen betekenis geven. ‘Ik had mijn dag niet’, bijvoorbeeld. Maar als vijf docenten los van elkaar hetzelfde observeren, dan kan dat confronterend zijn. Bijvoorbeeld dat ze allemaal zien dat jij het moeilijk vindt om aan je opdrachten te beginnen. Die woorden staan er, daar kun je niet omheen.”

 

Heb je tot slot nog een tip voor andere schoolleiders die met het thema ‘eigenaarschap bij leerlingen’ aan de slag willen en mogelijk worstelen met het invullen daarvan?

“Het ligt er natuurlijk een beetje aan op welke manier je vorm wilt geven aan ‘eigenaarschap’ binnen je school en met name waarom je dat wilt. Als je met elkaar helder hebt waarom je iets wilt en waartoe dit uiteindelijk leidt, dan werk je samen toe naar een gezamenlijk doel. En dan kun je met elkaar kijken wat er nodig is om dit te bereiken.”

“School jezelf en jouw team waar nodig en zorg voor tools. Veel docenten zijn gewend vanuit een methode te werken. Als je bijvoorbeeld de methode zou willen loslaten zonder met elkaar het gesprek te voeren waarom je dit wilt en hoe je het dan wel gaat aanpakken – en ze dus niet iets anders daarvoor in de plaats aanbiedt – kun je niet van collega’s verwachten dat ze direct een andere invulling kunnen geven aan hun lessen en ander gedrag laten zien.”

“Wij hebben onder andere een beroep gedaan op de kennis van Bureau ICE, in de vorm van trainingen aan docenten rondom formatief handelen. Dat heeft ons de legoblokjes gegeven waarmee we aan de slag kunnen, maar we moeten nog wel leren bouwen. Dat doen we door veel met elkaar in gesprek te gaan, samen lessen te ontwerpen, good practices te delen en te werken aan een cultuur waarin je fouten mag maken en dingen niet altijd perfect hoeven te zijn.”

Toets! special

Heb jij de Toets! Special ‘Eigenaarschap: Illusie of realiteit?’ nog niet in je (digitale) mailbox zitten? Vraag dan nu gratis deze editie aan en ontvang direct de digitale editie. Liever per post, dat kan ook!

Toets! Special #2 VO
Plaats een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *