Rekenen in het IEP Leerlingvolgsysteem: leerzaam, leuk en waardevol!
Eerder schreven we over Technisch Lezen in het IEP Leerlingvolgsysteem (LVS). We nemen je nu mee in de wereld van de sommen; hoe wordt rekenen getoetst in het IEP LVS? We voelden toetsspecialist Maryse de Smet aan de tand, ze geeft een kijkje in de keuken van toetsconstructie en vertelt hoe de IEP-visie verweven is in de rekentoetsen in het IEP LVS.
Rekentoetsen in het IEP LVS, hoe zien de opgaven eruit?
“We maken in het IEP LVS rekenen onderscheid tussen de toetsen voor leerjaar 3 tot en met halverwege leerjaar 6 (6a) en de toetsen voor leerjaar 6 tot en met 8. De toetsen voor leerjaar 3 tot en met 6a zijn gebaseerd op het toetskader dat we ontwikkeld hebben. Dit kader is onder andere gebaseerd op de tussen- en kerndoelen voor het primair onderwijs en de leerlijnen in veelgebruikte reken-wiskundemethodes. De toetsen voor leerjaar 6 tot en met 8 zijn gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen.”
“Per leerjaar zijn er twee toetsen beschikbaar, en ieder toetsmoment bestaat uit twee delen van ongeveer 20 vragen. Aan het begin van de toets krijgt de leerling een instructiefilmpje te zien. Dat is een heel praktisch filmpje waarin wordt uitgelegd hoe de toets werkt, hoe de leerling een antwoord moet invullen en hoe de leerling audio kan afspelen. Daarop volgen twee voorbeeldvragen en daarna de echte vragen.”
“De toetsen kunnen naast de meetellende vragen ook nog extra vragen bevatten. Deze vragen gebruiken we om de kwaliteit van en de vergelijkbaarheid tussen toetsen te waarborgen, maar soms worden ook nieuwe vragen toegevoegd aan een toets om de kwaliteit van deze vragen te onderzoeken.
Nieuwsgierig naar praktijkervaringen? Saskia en Evelien vertellen hoe zij, en hoe hun leerlingen, rekenen in het IEP Leerlingvolgsysteem ervaren.
Hoe herken je IEP in de rekentoetsen?
“We zoeken altijd naar onderwerpen uit de schoolse of huiselijke omgeving, oftewel de belevingswereld van de leerlingen. “De context van de rekenopgaven moet daarbij aansluiten zodat het herkenbaar is voor leerlingen. We hebben het in een opgave bijvoorbeeld niet over het kopen van bomen, maar zoeken naar iets wat voor leerlingen herkenbaar is, bijvoorbeeld iets wat ze wel zelf kopen, zoals potloden.”
“Door aan te sluiten bij situaties die leerlingen dagelijks meemaken, zijn de rekenopgaven functioneel. Wat je hebt geleerd op school, kun je meteen gebruiken in het dagelijks leven, dan snappen leerlingen ook beter waarom het belangrijk is om te leren rekenen. Hierdoor ervaren leerlingen meer plezier bij het maken van de toets en hopelijk minder toetsdruk. Dat maakt het écht IEP. Wat de toetsen ook echt IEP maakt, is dat we zo min mogelijk taal gebruiken in de rekentoetsen, om te voorkomen dat leerlingen veel moeten lezen. Met de zogenaamde contextopgaven willen we de rekenvaardigheid van de leerling meten en niet de leesvaardigheid. We zijn altijd aan het puzzelen om zoveel mogelijk tekst weg te laten en alleen de essentie te behouden die nodig is voor het maken van de som.”
Kale vragen en contextvragen, kun je daar iets meer over vertellen?
“Kale vragen, zijn vragen zonder context en contextvragen worden vaak ‘verhaaltjessommen’ genoemd,” legt Maryse uit, “de toetsen voor leerjaar 3, 4, 5 en 6a bestaan voor 30% uit kale vragen de toetsen voor 6b, 7 en 8 bestaan voor 20% uit kale vragen – de rest van de toets bestaat uit contextvragen. Het onderscheid tussen kaal of context komt terug in de rapportage, zo kan de leerkracht zien of een leerling sterker is in vragen die context bevatten, of juist andersom.”
“De input voor contextvragen halen we op uit het onderwijsveld, maar ook bij collega’s met kinderen. En alle toetsconstructeurs rekenen hebben een pabo-achtergrond, ze kennen de doelgroep waar we de toetsen voor maken dus erg goed. We letten erop dat de context bij vragen enigszins tijdloos is. Door bijvoorbeeld niet de naam van een op dit moment populaire vlogger in een vraag te verwerken, maar een fictieve naam te gebruiken. Zo sluit de context aan bij de doelgroep én kan een toetsvraag enige tijd mee.”
Wat voor type vragen gebruiken we, en waarom juist die?
“We maken het liefst gebruik van open vragen, omdat leerlingen bij rekenen op veel verschillende manieren tot een antwoord kunnen komen. Als een vraag meerkeuze is, word je eigenlijk al een beetje in een bepaalde richting gestuurd. Dat willen we voorkomen. Als we een vraag construeren vragen we onszelf af: welk vraagtype past het best bij wat we willen meten.”
“Ook zie je in onze rekentoetsen bijvoorbeeld hotspot-vragen, waarbij leerlingen in een afbeelding iets aan moeten klikken, sleep-vragen, die worden meestal gebruikt bij ordenvragen, zoals ‘zet de getallen op volgorde van minder naar meer’ en bij match-vragen moet de leerling afbeeldingen of tekst met elkaar verbinden.”
Heeft een leerling vergevorderde computervaardigheden nodig om een IEP-toets te maken?
“We krijgen over het algemeen terug dat het voor leerlingen goed te doen is om de vragen te beantwoorden”, aldus Maryse. “We onderzoeken dit ook in de praktijk, tijdens het ontwikkelen van de toetsen. Een toets wordt bewust niet volgestopt met een grote variëteit aan vraagtypes; het moet voor een leerling vooral duidelijk blijven en geen extra druk opleveren. Leerlingen krijgen voorafgaand aan de toets oefenvragen. Bij die vragen gaat het niet om de inhoud, maar om bekend te raken met de vraagtypes. Zo weten leerlingen tijdens de toets al wat er van hen verwacht wordt.”
Audio bij de rekenopgaven, waarom is daarvoor gekozen?
“Stel dat een leerling moeite heeft met lezen, dan kan deze er zelf voor kiezen om gebruik te maken van de audio”, vertelt Maryse. “Zo kunnen we bij leerlingen die minder vaardig zijn in lezen, toch de rekenvaardigheid meten. De toetsen voor leerjaar 3 bevatten enkel audio, geen geschreven tekst. We hebben overwogen om bij die toetsen wel de tekst weer te geven, zoals we altijd doen, maar we hebben besloten om het bij audio te houden. Hiervoor hebben we ook overlegd met het onderwijsveld. Het risico bestaat dat groep 3-leerlingen de tekst tijdens de toets tóch proberen te lezen. Om de cognitieve belasting laag te houden, bestaat de toets alleen uit audio en afbeeldingen.”
Welke resultaten komen er uit de toets en hoe kan de leerkracht deze gebruiken?
“De toetsresultaten zijn gekoppeld aan de verschillende domeinen. Bij leerjaar 3 tot en met 5b worden leerlingen op twee domeinen getoetst: getallen en meten/meetkunde. We maken ook nog onderscheid binnen domeinen. Bij getallen zijn dit bijvoorbeeld de domeinonderwerpen getalrelaties, optellen en aftrekken en vermenigvuldigen en delen. Op die manier kan de leerkracht zien waar de leerling meer moeite mee heeft en wat juist heel goed gaat. Daar kan de leerkracht het onderwijs op afstemmen.”
“Bij leerjaar 6, 7 en 8 maken we alleen onderscheid in de vier domeinen, niet in de domeinonderwerpen. In de bovenbouw zijn er veel meer domeinonderwerpen, van sommige domeinonderwerpen zit er maar 1 of 2 vragen in de toets. Stel dat een leerling die ene vraag dan goed heeft, zegt dat nog heel weinig. Daarom hebben we ervoor gekozen om in de resultaten alleen op domeinniveau feedback te geven. Een leerkracht kan uiteraard achteraf door de gemaakte toets klikken en alle antwoorden van de leerling inzien om een gedetailleerd beeld te krijgen.”
“Het IEP LVS laat zien welke leerdoelen een leerling beheerst op het moment van toetsen en ook waar hij vandaan komt, los van de leerlingen uit de klas of de rest van Nederland.”
Rekenen in het LVS en in de Eindtoets, zijn er belangrijke overeenkomsten?
“Jazeker, ondanks dat de IEP Eindtoets nu nog alleen op papier is, en het LVS juist digitaal, lijken de contexten en de manier van vraagstellen erg op elkaar. De toetsen van de IEP Eindtoets en van het IEP LVS worden vanuit dezelfde visie geconstrueerd, door dezelfde toetsconstructeurs. En zowel de IEP Eindtoets als de toetsen voor de bovenbouw in het IEP LVS zijn gebaseerd op het Referentiekader.”
En lopen de opgaven van de LVS-toetsen, net als bij de IEP Eindtoets, op van makkelijk naar moeilijk?
“Ja, bijvoorbeeld als een toets bestaat uit 1F en 1S opgaven, krijgt de leerling eerst alle 1F opgaven en daarna de 1S opgaven. Maar binnen een niveau maken we geen onderscheid, daarin staan de vragen op willekeurige volgorde.”
Heb je nog een tip voor leerkrachten?
“We hebben bij elke toets als download ‘denkpapier’ beschikbaar, dat is een kladblaadje dat de leerkracht voor de leerlingen kan printen. Zeker bij een digitale toets zijn leerlingen geneigd om het allemaal uit het hoofd te doen, maar bij rekenen is het juist belangrijk om de tussenstappen op te schrijven. Dit maakt de kans op (slordigheids-)fouten kleiner.”
“Of leerkrachten het denkpapier na afloop van de toets opbergen weet ik niet, maar als ik zelf een leerkracht was zou ik het zeker bewaren. Als een leerling heel opvallend scoort, kun je nog even kijken hoe de leerling tot de antwoorden gekomen is en dat kun je ook bespreken met de leerling. Het denkpapier geeft inzicht in de manier waarop leerlingen rekenen.”
Tot slot een oproep van Maryse:
“Heb je leuke ideeën voor contexten bij rekensommen? Neem gerust contact met ons op!” Dit kan je doen door een mailtje te sturen naar iep@bureau-ice.nl.