B1 of toch A2? De rol van monitoring bij het bepalen van al dan niet afschalen
In de nieuwe inburgering is de taaleis voor de onderwijsroute en B1-route B1. Er wordt verwacht dat een aantal inburgeraars binnen drie jaar dit niveau (deels) niet zal kunnen halen. Daarom bestaat de mogelijkheid om af te schalen naar niveau A2.
Er zijn verschillende hulpmiddelen bij de onderbouwing van een aanpassing van het uitstroomperspectief denkbaar. Te denken valt met name aan instrumenten waarmee normaliter de voortgang van taalontwikkeling bij inburgeraars wordt gevolgd: observaties door docenten, gebruik van een taalportfolio en methodegebonden toetsen. Wat volgens de auteurs van dit artikel nog ontbreekt in het instrumentarium, is een objectieve en kwalitatieve onderbouwing van een eventuele aanpassing.
Hiertoe zijn volgens hen methode-onafhankelijke toetsen geschikt. Opdat na de start met een brede (en verlengde) intake de taalontwikkeling gemonitord kan worden met de inzet van uiteenlopende, elkaar aanvullende instrumenten.
Op 1 juli 2021 treedt de nieuwe inburgeringswet in werking. Vanaf dat moment krijgen de gemeenten de regierol in de inburgering. De gemeenten stellen samen met de inburgeraar een PIP (Plan Inburgering en Participatie) vast. Hierin is het verwachte uitstroomniveau opgenomen, voor de inburgeringsroute is het streefniveau B1. Tijdens het wetgevingstraject voor de nieuwe inburgering werd al duidelijk dat het mogelijk zou zijn dat inburgeraars niet op B1-niveau examen doen, maar één of meerdere vaardigheden op een lager niveau, A2. Over de manier waarop bepaald zou worden dat een inburgeraar het B1-niveau niet zou kunnen halen, was tot voor kort niets bekend. In de consultatieronde over de lagere regelgeving¹ is voor het eerst aangegeven hoe het ministerie van SZW dat voor zich ziet:
‘Afschalen is uitsluitend bedoeld voor inburgeringsplichtigen van wie na verloop van tijd duidelijk is dat het niet realistisch is om binnen de termijn van drie jaar te voldoen aan het niveau B1. Dit kan pas worden besloten na aanzienlijke inspanning van de inburgeringsplichtige. Van deze aanzienlijke inspanning is sprake na minimaal 600 gevolgde lesuren bij een taalschool, die voldoet aan de kwaliteitseisen (…). Bovendien kan de gemeente, naast deze minimum urennorm, informatie van de cursusinstelling over de inzet van de inburgeringsplichtige betrekken bij de beslissing tot afschalen. Hiervoor kan de cursusinstelling gebruik maken van observaties in de klas, te denken valt aan de volgende feiten en omstandigheden: heeft de inburgeringsplichtige actief mee gedaan in de les, heeft de inburgeringsplichtige het huiswerk gemaakt, had hij zijn aandacht bij de lessen en was hij op tijd aanwezig bij de lessen.’²
“Verplicht is alleen het voldoen aan de 600-uren norm”
Een heleboel kan’s
In deze tekst staan een heleboel kan’s; het enige dat verplicht is, is het voldoen aan de 600-uren norm. Als de gemeente wil, kan zij nog meer informatie bij de taalschool opvragen over de inzet van de inburgeraar, maar de manier waarop deze inzet wordt bepaald, is met de huidige formulering naar onze mening niet erg duidelijk, weinig objectief en transparant. Daarnaast ligt fraude op de loer en met fraude door taalscholen, of het nu gaat om omkoping van inburgeraars of beïnvloeding van resultaten, hebben we in Nederland helaas al te veel ervaring.
Bovendien is het uiteindelijk de gemeente die vanuit haar regierol beoordeelt of er voldoende inzet is geweest van de inburgeraar, met de informatie van de taalschool als belangrijkste bron. Deze informatie van de taalscholen kan volgens de tekst van de besluitenregeling gaan over feiten en omstandigheden, die naar onze mening nadere uitwerking behoeven. Daarbij is het in gesprek gaan met de inburgeraar essentieel. Er zijn verschillende antwoorden mogelijk op vragen als waarom de inburgeraar niet actief meedoet in de les, of waarom hij of zij het huiswerk niet maakt en regelmatig te laat komt. Hierbij is ook de informatie in het PIP richtinggevend. Zijn er belemmeringen die mogelijkerwijs zijn weg te nemen? Wat heeft de inburgeraar nodig om toch B1 te kunnen halen? Is het op basis van de uitkomsten van dit gesprek en de taalontwikkeling van de inburgeraar realistisch om in te zetten op niveau B1 of is het beter om af te schalen naar A2?
Naar een breed onderbouwd advies
We kunnen ervan uitgaan dat de betreffende gemeenteambtenaar niet zelf kan beoordelen hoe het met het taalniveau van de inburgeraar gesteld is.
Wat volgens ons nodig is, is een meer onderbouwd oordeel over de mogelijke taalontwikkeling van de inburgeraar. Dit kan onder andere door de monitoring van de taalontwikkeling van de inburgeraar al direct vanaf de start goed te organiseren. Tijdens de brede en verlengde intake kan de gemeente de inburgeraar beter leren kennen door toetsing van onder andere zijn taalniveau, door observaties van zijn functioneren in de les en daarnaast zijn ontwikkeling te volgen in het dagelijks leven, werk en onderwijs. Tegelijkertijd ontdekt de nieuwkomer wat er van hem verwacht wordt en wat er mogelijk is.
Het volgen van de verdere taalontwikkeling kan op verschillende manieren. Observaties door docenten, gebruik van een taalportfolio en methodegebonden toetsen behoren tot de mogelijkheden. Met de inzet van deze toetsen verkrijgt men informatie over de taalontwikkeling van de inburgeraar op basis van de aangeboden lesstof, maar objectieve informatie over de voortgang en het taalniveau bieden ze niet. Hiervoor zijn methode-onafhankelijke toetsen geschikt, waarmee tijdens het hele traject de taalontwikkeling kan worden gemonitord. Zo kun je tijdig aantonen dat de taalontwikkeling van een inburgeraar stagneert of dat hij/zij niet snel genoeg vooruitgaat, waardoor mogelijk afschaling in zicht komt. Gedurende het hele traject is de communicatie met de inburgeraar van groot belang. Hij kan aangeven welke factoren zijn leerproces beïnvloeden en wat hij nodig heeft om B1 wel te halen of dat het wellicht beter is om deels op niveau A2 examen te doen.
Casus
Hoe zien wij dit praktisch voor ons? Om dit duidelijk te maken, nemen we de casus van een fictieve inburgeraar, Hicham.
De gemeente heeft als opdracht met Hicham een PIP te ontwikkelen. Hiervoor heeft de gemeente al de beschikking over de uitkomsten van de leerbaarheidstoets³ en eventueel gegevens over het taalniveau van Hicham uit het asielzoekerscentrum, dan wel uit het inburgeringsexamen in het buitenland⁴. De gemeente waar Hicham terechtkomt, werkt met een brede en verlengde intake. Tijdens de intake wordt onder andere zijn taalniveau getoetst en worden zijn studievaardigheden en persoonlijke omstandigheden bepaald. Samen met de betrokken gemeenteambtenaar wordt in het PIP een route voor de komende drie jaar vastgelegd.
Na een bepaalde periode (afhankelijk van het aantal lesuren dat Hicham volgt) of als volgens de lesmethode het eind van niveau A1 bereikt is, maakt Hicham een lesmethode-onafhankelijke voortgangstoets op A1 voor de verschillende vaardigheden. Uit deze toets blijkt dat Hicham voor Lezen, Spreken en Luisteren al op niveau A1 zit, maar voor Schrijven nog op weg is naar niveau A1. Bij de beoordeling van de schrijftoets is duidelijk geworden op welke aspecten de resultaten van Hicham achterblijven. We gaan ervan uit dat de docent de toetsresultaten goed weet te interpreteren en te vertalen naar passende lesstof.
Zodra Hicham de 600 gevolgde uren nadert en een eventueel afschaalmoment in zicht komt, maakt hij een lesmethode-onafhankelijke voortgangstoets op A2-niveau. De uitslag is nu dat Hicham voor Spreken en Luisteren op A2 zit, maar dat hij zowel voor Schrijven als Lezen nog op weg is naar A2, waarbij zijn scores voor Schrijven lager zijn dan voor Lezen. In overleg met Hicham wordt besloten extra in te zetten op Lezen en Schrijven en hiervoor extra lesstof aan te bieden.
De docent laat Hicham na 700 uur nogmaals een toets Schrijven en Lezen op A2-niveau maken en nu zijn de resultaten voor Lezen veel beter. Voor Schrijven blijven de resultaten echter onder niveau. Nu kan de docent een onderbouwd voorstel (op basis van toetsresultaten, observaties en gesprekken met Hicham) doen aan de gemeente om Hicham voor Schrijven op A2-niveau examen te laten doen in plaats van op B1-niveau. Als de gemeente hiermee akkoord gaat, wordt het PIP van Hicham aangepast. Tegen de tijd dat de docent denkt dat Hicham op B1-niveau zit en hij klaar is voor de examens, laat de docent hem een methode-onafhankelijke toets op B1-niveau doen om te kijken op welke onderdelen hij nog extra inspanningen moet leveren.
“Met methode-onafhankelijke toetsen kan de taalontwikkeling worden gemonitord”
Concluderend
Zoals de casus van Hicham laat zien, is er meer nodig dan een 600-urennorm en informatie van de taalschool over de inzet van de inburgeraar om tot een onderbouwd advies te komen over al dan niet afschalen naar A2. Een brede en verlengde intake, observaties van docenten, een taalportfolio en de inzet van zowel methodegebonden als methode-onafhankelijke toetsen zijn bouwstenen voor een kwalitatief goede monitoring van de taalontwikkeling en draagt bij aan een transparante communicatie tussen de gemeente, de taalschool en de inburgeraar!
NB De werkgroep Examinering en Toetsing van de BVNT2 heeft een overzicht gemaakt met alle beschikbare methode-onafhankelijke toetsen.
Over de auteurs:
Frieda van den Hout is projectleider en trainer NT2 bij Bureau ICE.
Judith Richters is productmanager Overheid bij Bureau ICE en in die rol verantwoordelijk voor de ontwikkeling van delen van het Staatsexamen NT2 en de inburgeringsexamens.
Noten
- Zie www.internetconsultatie.nl/besluitenregelinginburgering.
- Consultatieversie algemene en artikelsgewijze toelichtingen Besluit en Regeling inburgering 20, p.10.
- Het is in de wet opgenomen dat er een leerbaarheidstoets komt.
- Inburgeraars die naar Nederland willen komen in het kader van gezinsvorming of -hereniging moeten eerst een examen ‘inburgering buitenland’ (Kennis van de Nederlandse Samenleving, Spreken A1, Lezen A1) doen op de ambassade van het land van herkomst.
Dit artikel verscheen eerder in editie 216 van Tijdschrift Les.